(20e eeuw) (inf.) de dupe, de pineut zijn. Kijk ook onder zwans*.
• Zwans: Lul DB 788. Zwans: Penis, lul (overdr. D: Schwanz). Hij waor goed de zwans: hij was goed de pineut. Dan lopen er in de wereld ook nog ‘lapzwansen’ rond; mensen die tegelijk onverschillig zijn en aartslui. G 424. Zwans: mannelijk geslachtsdeel. Hij is de zwans betekent dus hetzelfde als hij is de lul. DEB 146. Zwans, swans: lul. De zwans zijn: de dupe zijn. De betekenis van het woord is ‘penis’. De Bont, 1960, 788. ED 249. (Casper van de Ven: De Brabantse spot- en scheldnamen. 2013)