Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 06-07-2025

de zwaan van Mantua

betekenis & definitie

(19e eeuw) bijnaam van de Romeinse dichter Vergilius (bekendste werk is de Aeneis). Vgl. de zwaan van de Avon.

• Hij geliet zich, alleen aan virgilius te denken; hij deed duizend aanhalingen uit den Eneas, en elk oogenblik riep hij uit: o Virgilius! o Zwaan van Mantua!’ hetgeen zijne vrouw ‘deed schateren van lagchen. (Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1831)
• De zwaan van Mantua zinge op verheve toonen
Aeneas krygs-tropheen op Turnus afgewonnen,
En haale al weenende op, hoe om vrouw Helena
Aan rook en vlammen stond 't rampzalig Pergama. (De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 2. 1872)
• ‘Wat zal ik u daarvan zeggen, baljuw?’ zegde Eusebius Noël bedaard, nam zijn boek van den grond op en legde een oor op de plaats, waar hij bij het lezen gebleven was. ‘Ik las juist in het vierde boek der Eneïde - dat is gewis het schoonste - en beroep mij op het getuigenis van dezen jongeheer, die wel niet geheel en al de heerlijke verzen van den Zwaan van Mantua vergeten kan hebben..... Niet waar, het vierde boek is het schoonste van allen?....’ (De Belgische Illustratie. Jaargang 16. 1883-1884)
• Zwaan van Mantua, Publius Vergilius Maro, vermaard oud-Romeinsch dichter, in 70 v.C. te Andes bij Mantua geboren. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)

< >