Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 07-03-2022

de voordeur in en de achterdeur uit

betekenis & definitie

(1978) (sch.) gezegd van iets dat ingeslikt wordt of wanneer men na het eten naar het toilet moet. Syn.: laaien en lossen.

• (Inez van Eijk: Ik zeg maar zo, ik zeg maar niks. 1978. Vierde druk. 1980)
• (Inez van Eijk: Als m'n tante een snor had... Meer dan 8000 gelijkhebbers, afhouders, dijenkletsers en andere uitdrukkingen uit de Nederlandse taal. 1995)
• (Inez van Eijk: Voor niks gaat de zon op. En zo is het. 2019)

< >