Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 19-05-2021

boks

betekenis & definitie

1) (2013) (hiphoppers) vuist tegen vuistgroet.

• Als hij later de straat op gaat, geeft hij zijn homies een boks (vuist tegen vuist) en een brasa (een omhelzing). (Vivien Waszink: Woord! De taal van nederhop. 2013)
• (Smibanese woordenboek. 2e druk. 2020)

2) (19e eeuw) (Barg.) gevangenis. Maar ook: broek.

• (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)
• (Enno Endt: Een taal van horen zeggen: Bargoens en andere ongeschreven sterke taal. 1969)
• (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)