Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 19-01-2023

Bamisweer

betekenis & definitie

(19e eeuw) slecht, regenachtig weer; herfstweer. Verwijzing naar het feest van St-Bavo (1 oktober). Niet opgenomen in het WNT. VgL beestenweer*; broekzakkerig* weer; eendekukeltjesweer*; glazenmakersweer*; hutsepotweer*; kiekertjesweer*; moordenaarsweer*; pikstaanderig* weer; pokkenweer*; sluitspierenweer*; technisch* weer; zeikweer*.

• weenend bij bâmisweer, als de eerste stormen
strooien hun takken heinde en ver door ’t veld… (Pol de Mont: Iris. 1894)
• Bamisweer, znw., o. — Een weder gelijk het dikwijls rond Bamis is, slecht, regenachtig weder. Me zijn nog maar in September, en 't is 'en echt bamisweer. (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. 1899)
• Bamisweek in Juli. (René de Clercq: Echo’s. 1900)
• ‘Kom mee,’ gebood ze beslist, nam het kommeken van den dorpel, en trok het meisje aan den arm omhoog. ‘G'en kunt in zoo een Bamisweer hier niet blijven.’ (Reimond Stijns: Hard labeur. 1904)
• Het kind had den leeftijd en het was aloude wijsheid dat Bamisweer niet alleen wind en regen, maar velerhande kwaal en plaag meevoert. (Emiel van Hemeldonck: De harde weg. 1945)
• Bamisweer, bamispacht, verbamissen, bamisseizoen (in tegenstelling met maartseizoen), bamisland, te bamistijde, de zoveelste van bamisse, bamispruimen of kortweg ‘bamissen’, bamismest (in tegenstelling met wintermest): dit zijn allemaal benamingen die nog voortleven uit de jaren van vóór de eerste wereldoorlog. Tot enkele jaren vóór 1914-18 waren de pachters, na het betalen van hun (bamis)pacht meestendeels tenden middels of ‘tenden hulder stringen’; soms kon men maar de helft betalen en bleef de rest tot er meer geld voorhanden was. Zoals men zegt bij het spel, men was ‘ruttens’ d.i. plat, platzak. (Zie Loquela: ‘'k Zijn ruttes espeeld: 'k en he'n geen een knikker mee'’; geh. te Alveringem). (Biekorf. Jaargang 57. 1956)
• En weer leefde Kranendonk in de greep van de angst. Vooral 's avonds was de stilte soms tastbaar. Het bamisweer kwam vroeg dit jaar en joeg een smeuling door de boomgaarden en door de moeraseiken langs de Nete, die iets dreigends had. (Robin Hannelore: Op een wit paard naar Geel. 1989)
• Samen met Sint-Amandus speelde Sint-Bavo een belangrijke rol in de kerstening van de streek rond Gent. Om zijn leven in eenzaamheid en boete door te kunnen brengen, vestigde Bavo zich in het woud van Medmedung, het huidige Mendonk. Zijn overvloedige goederen verdeelde Bavo onder de armen en de kerken. Vooral aan de abdij van Sint-Pieters, die later naar hem Sint-Baafsabdij genoemd zou worden. Op 1 oktober van het jaar 653 sterft Bavo. De eerste oktober staat in de Oost-Vlaamse volksmond nog altijd bekend als ,,Baafsmis'' of ,,bamesse''. Vandaar is de term ,,Bamisweer'' afgeleid, een aloude spreekwijze voor stormig herfstweer dat vaak al rond die dag voorkomt. (Het Nieuwsblad, 15/10/1999)