(1991) (politie) verzamelwoord voor linkse demonstranten, jongeren met leren jacks of hanekammen, actievoerders.
• De autonomen die de boot hadden gemist, zwaaiden woest met hun vuisten. (Diana Ozon: Kraker Jack. 1991)
• Autonomen: Een nieuwe maatschappelijke en soms ook politieke stroming, die evenals de aanhangers van het anarchisme geen enkel gezag erkennen. (D. Houwaart & W. Breedvelt: Bestuurderstaal. 1991)
• Wat bij de meeste collega's zo is, geldt ook voor mij: ik kan absoluut niet tegen autonomen. Dat zijn beroepsdemonstranten die ons uitschelden voor fascist en seksist en die het Sieg-Heilteken maken om ons te provoceren. (NRC Handelsblad, 11/01/1992)
• In plaats daarvan hebben de meeste activisten gehoor gegeven aan de oproep van een tot nu toe onbekende actiegroep, die zich ‘de Autonomen’ noemt: ‘Kom naar Amsterdam... Helm hoofdzaak’. (Annejet van der Zijl: Een dag om nooit te vergeten. 2013)