Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 01-09-2021

als de ziekte

betekenis & definitie

(1935) (ter versterking) erg, verschrikkelijk. Vgl. als de pleuris*; als de pieten*; als de pestpokken*; als de pokken*; als de sodeju*; als de sodebliksem* enz.

• Maar je gapt toch eigelijk voor de sneeze, die je uitbeene en aflegge as de ziekte en as 't misloopt jou d'r nog inluize om zelf de mooie jonge te blijve bij Meheertje. (Willem van Iependaal: Polletje Piekhaar. 1935)
• Mot je toch is effe voor de aardigheid kijke, jonge! Een podium voor strijkmuziek... Een buffet vol nikkelwerk... Een draaideur: glimme als de ziekte!... (Willem van Iependaal: De dans om de rinkelbom. 1939)
• ‘Ja, ja, Frank,’ zei hij, ‘ik kneep ’m als de ziekte voor jou!’ (Toon Kortooms: Beekman en Beekman. 1949)
• Krijgen elke Sinterklaas een nieuwe aktentas, want hij slijt als de ziekte. (Rinus Ferdinandusse: Op de barkeeper beschouwd. 1967)
• Het stonk er dan als de ziekte. (Haring Arie: Een leven aan de Amsterdamse zelfkant. 1968)
• Ze waren zo puriteins als de ziekte. (J.W. Holsbergen: Wimpie de naaidoos. 1971)
• We slingerden als de ziekte en we reden een heel eind om. (Chris Bos: De woede van de bassist. 1992)
• … en die beesten fokken als de ziekte, de hele Schilderswijk is er ook al mee vergeven. (Hans Sahar: Hoezo bloedmooi.1995)
• Ik tril als de ziekte. (Thomas Verbogt: Echt iets voor jou. 2007)
• Het piept en kraakt als de ziekte. (P.F. Thomése: Het Bami-schandaal. 2012)
• Waar ik wel aan durfde te voelen waren mijn tepels. Die jeukten al een paar dagen als de ziekte. (Marcel Vaarmeijer: Val. 2013)