Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 13-08-2021

alle mensen

betekenis & definitie

(1912) (sch. of euf.) uitroep van verwondering of ergernis. Ook: alle mensenkinderen (Joep Kruijsen & Nicoline van der Sijs: Honderd jaar stadstaal. 1999, p. 70). Vgl. alle goden*.

• Alleminse.... kaàk die d'r is lache as 'n geit die 't skaàte leirt.... schreeuwde Mie. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 1. 1912)
• Wij, die nooit meer dan een vijf hadden; alle menschen! (Jo Ufkes: Een vroolijke Frans. 1913)
• Allemenschen... hij had er nóg pret van! Hij, hartjewat-lust-je en mondje-wat-begeer-je spelen in de kleeren van Corry. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 2: Van Nes en Zeedijk. 1914)
• ‘Allemenschen, wie hebben we daar?’ riep Frits, toen een nieuwe lichtstraal tot zelfs de top van de kastanjeboom rossig verlichtte. (Cissy van Marxveldt: Een zomerzotheid. 1927)
• Alle menschen! Bos, dadelijk inspannen en den veldwachter halen! (Chr. Van Abkoude: De voetbalclub. 7e druk. 1932)
• ‘Allemensen,’ lacht Paps, ‘'t is menens! Neem me niet kwalijk, hoor!’ (F.J. de Clercq Zubli, De blijde stilte. 1937)
• „Wel, alle mensen,” kreet Els, die hen op kwam zoeken in de nieuwe, nog lege woning, om een handje te helpen…. (Emmy Belinfante: We slaan ons erdoor. 1939)
• Allemensen, maar ze wàs mooi! (Diet Kramer: Roeland Westwout. Roman over jonge menschen. 1940)
• ‘Allemensen,’ dacht ik. ‘Wat is dat nu weer?’ (Cissy van Marxveldt: Het hoogfatsoen van Herr Feuer. Herinneringen uit mijn Duitse kantoortijd. 1950)
• Allemensen, wat heb ik een honger. (Willy van der Heide: Hoog spel in Hongkong. 1959)
• ‘Allemensen,’ riep hij nog. ‘Wat gaat het hard. Wat gaat dat hard!... (Heere Heeresma: Zwaarmoedige verhalen voor bij de centrale verwarming. 1973)
• ‘Alle mensen,’ zei Vledder, ‘je zou zo zelf een bordeeltje beginnen.’ (A.C. Baantjer: De Cock en de wurger op zondag. 1975)
• ‘Wel alle mensen!’ schrok hij... (Toon Kortooms: Mijn kinderen eten turf. 1959. 29e druk. 1991)
• `Alle mense,' schrikt Neel, als Greet het lage kamertje binnenkomt, `wat heb ik nou an-me-kar hange?' (Jan Mens: Mensen zonder geld, 1939, herdruk 1964)
• èllemènsenkinder, uitroep van verbazing. Ook: Allemeujgend. (Nicoline Sijs en Joep Kruijsen: Honderd jaar stadstaal. 1999) (over Deventer)
• (Piet Spaans: De spreektaal van de Scheveningse kustbewoners. 2004)