Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 03-12-2023

al gegeten en gedronken hebben

betekenis & definitie

(1936) (sch.) ergens al genoeg van hebben.

• En nou geen flauwe kul meer met die proppeschieters amme grenzie, moat. Ik heb ervan gegeten en gedronken. (Fr. Van de Vrande: Grensleven. 1936)
• Want ik heb geen geld nodig voor eten en drinken, want we bekommen 't hier netjes van onze Jas. En daar komt nog bij, als ik naar madame Eleonora kijk, dan heb ik al gegeten en gedronken allebei. (Herman de Man: Omnibus. 1954)
• Als je bij Epiphanius leest over de libertijnse afdeling van de gnosis heb je al gegeten en gedronken. (Jacques Hamelink: In een lege kamer een garendraadje. 1980)
• Waar komt die Caesar vandaan? Nou, om te beginnen is het Caesar, niet Ceasar. Als ik Ceasar op een kaart zie staan heb ik al gegeten en gedronken, en dat gebeurt vaker dan u zich kunt voorstellen. (De Morgen, 21/10/2000)
• Ik heb me dan ook niet aangemeld als luizenmoeder. Noem het laf, maar als ik zo’n hele klas moet doorvlooien en van die kleine, zwarte beestjes tussen mijn vingernagels moet dooddrukken, heb ik al gegeten en gedronken. (Daphne Deckers: Decksels. 2005)
• Ja, die religie, als ik daarvan nog maar een kruimel opvang, dan heb ik het al gegeten en gedronken. Vreselijk. (De Morgen, 18/08/2006)
• Daarna kregen we Gordon Ramsey voorgeschoteld, dat werd weer oorlog in de keuken. Maar toen had deze beroepskijker al gegeten en gedronken. Schop zijn portie maar om. (De Volkskrant, 28/01/2009)