Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 15-07-2020

afkicken

betekenis & definitie

(1960+) (inf.) geleidelijk stoppen met (drugs)verslaving; ontwennen. In het Engels: to kick the habit. Zie ook: cold* turkey.

• De meesten van hen willen „afkicken", dat is radicaal met de middelen stoppen. (Het Parool, 31/07/1968)
• Naast junkies en „afkickende" junkies staan de hulpverlenende instantie en de politie, meestentijds machteloos. „Afkicken", dat wil zeggen: een ontwenningskuur volgen, is een kostbare, tijdrovende en moeilijke zaak, die zowel van de junkie als van de hulpverleners wilskracht, doorzettingsvermogen en een heleboel geduld vraagt. (Nieuwsblad van het Noorden, 18/10/1973)
• En Eddy Devil ook al ant afkikke? (C. B. Vaandrager: De Hef. 1975)
• Zeg jij maar tegen Jantje die hier zit af te kicken, of tegen Marietje die net door zes jongens verkracht is, dat ze hun peuken niet op de grond moeten uittrappen… (Yvonne Keuls: Jan Rap en z’n maat. 1977)
• Afkicken: ontwennen, afgeleid van 'to kick off'. (Steef Davidson: Drugs. Krui-den van hemel en hel. 1982)
• Hij zou voorlopig ook van de blues afkicken. (Backstage, maart 1987)
• Kan wel zijn dat die junk zielig is, maar een verslaafde is niet geneigd tot af-kicken als hij te licht wordt gestraft. (HP/ De Tijd, 26/10/1990)
• Wij zijn op al wat kerk is afgekickt en komen er nooit meer. (Nieuwe Revu, 22/06/1994)