Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 17-11-2021

aandachtsjunk

betekenis & definitie

(2002) (spot.) iemand die voortdurend aandacht zoekt. Kijk ook onder junk* als suffix. Vgl. aandachtshoer*.

• Beiden zijn narcistische thrillseekers en aandachtsjunks die vol overgave experimenteren met de vervagende grenzen tussen privé en publiek. (Vrij Nederland. 2004)
• Franzen ontluistert ook de obsessie voor lezen en literatuur en beschrijft zichzelf als een 'aandachtsjunk' die steeds alles op zichzelf betrekt. (Ronald Soetaert: De zin van verhalen. 2007)
• Nu ben ik niet zo’n aandachtsjunk, ik word zelfs liever met rust gelaten. (Bert van der Veer: Zo niet erotisch! 2009)
• De meisjes werden afgeschilderd als labiele aandachtsjunks. (John van den Heuvel: Berichten uit de bajes. 2012)
• Zanger/soapie/coureur/model/metroman Chris Zegers bazuinde en roeptoeterde op de campingzenders dat Muntz een uitgerangeerde ouwe zak en een aandachtsjunk was en dat zijn deelname aan de koningin der rally”s een schande was. (Rob Hoogland & Arthur van Amerongen: Het grote foute jongensboek. 2017)