(1967) (inf.) aan de zwier zijn (gaan). Syn.: aan de pieren*. Kijk ook onder banjer* en banjeren*.
• Nachtenlang zijn Nick Nochel en Suzanne Moët, de champagneweduwe, door de grote wereldsteden aan de banjer geweest… (Max Dendermonde: Inzake de liefde. 1967)
• ledere vrije minuut trok Arie Hallensleben met het kalf op. 's Avonds 'stalde' hij het beest in een plantsoen of op een stukje grasland bij het Havenziekenhuis, om de andere dag na gedane arbeid weer vrolijk samen aan de banjer te gaan. (De Telegraaf, 24/12/1994)
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk