is de naam, die vroeger algemeen gegeven werd aan de minnezangers van ca 1200, omdat deze zich gewoonlijk van het Zwabische dialect bedienden. Een nieuwe Zwabische dichterschool ontstond in de tijd van de latere Romantiek (1820-1840) door Uhland, bij wie zich G.
Schwab, J. Kerner, G. Pfizer, W. Hauff en W. Waiblinger enz. aansloten.Zij onderscheiden zich door voorliefde voor Oudduitse poëzie en sterke aanhankelijkheid aan hun geboortestreek; hun natuurschildering is eenvoudig en zuiver. Op politiek gebied zijn zij conservatief-democratisch, vereerders van „het goede, oude recht”. Zij schreven vooral lyrische gedichten en balladen.