van een radio-ontvangtoestel is het vermogen om een zender te ontvangen zonder storing van andere zenders. De selectiviteit wordt bepaald door het aantal en de kwaliteit van de gebruikte trillingskringen, benevens door de manier, waarop deze kringen zijn geschakeld.
Men kan in de practijk de selectiviteit niet onbeperkt opvoeren, daar dan de kwaliteit van de weergave minder goed wordt.