Noors zoöloog (Bergen 30 Aug. 1805 - Christiania 22 Oct. 1869), was dominee aan de westkust van Noorwegen, en maakte zich bekend door zijn belangrijke onderzoekingen over diepzee- en kustdieren, zodat hij in 1854 hoogleraar in de zoölogie werd te Christiania. Hij was de eerste die de Crinoidea (Haarsterren, voordien slechts fossiel bekend) levend vond.
Ook bestudeerde hij o.a. de ontwikkeling der zeemollusken en legde de grondslag voor de zoögeografie. Zijn bekendste werk is de Fauna littoralis Norvegiae (1846). In 1910 heeft men een zeer bekend geworden Noors expeditieschip naar hem genoemd.Zijn zoon George Ossian Sars (20 Apr. 1837 - 9 Apr. 1927) was eveneens een bekend zoöloog, die veel bijdroeg tot de kennis der zeedieren.
Bibl.: Bidrag til Sødyrenes Naturhistorie (1829); Fauna littoralis Norvegiae, 2 dln (1846, 1856); Oversigt of Norges Echinodermer (1861); en zeer vele tijdschriftartt. An account of the Crustacea of Norway (6 dln, 1890-1918) enz.
Lit.: O. Nordgaard, Michael og Ossian Sars (Kristiania 1918); G.O.S. in Zool. Anz. 71, p. 336; Naturens Verden, Aug.-Sept. 1927.