is het gedeelte der uitrusting van een schip, dat dient om de lading van de wal in de ruimen te brengen of omgekeerd. Het wordt gevormd door de laadbomen, waarlangs de hijsrepen via een topblok lopen.
Het hijsen zelf geschiedt door een lier, die de hijsreep om een trommel geslagen, inhaalt of viert. De laadbomen worden bevestigd aan een mast of laadpaal. De last, die de bomen kunnen heffen, loopt veelal uiteen van 3 tot 6 ton, soms tot 10 ton. Bovendien zijn grotere schepen in vele gevallen voorzien van een of twee laadbomen voor een veel grotere last; een hefvermogen van 30 à 40 ton komt daarbij veel voor, terwijl men soms nog hoger gaat, in uitzonderingsgevallen zelfs tot 100 ton. De trekkracht van de lieren gaat gewoonlijk niet hoger dan 5 ton. Voor het heffen van zwaardere lasten maakt men gebruik van een takel. Op stoomschepen gebruikt men meestal stoomlieren; op motorschepen electrische of in enkele gevallen motorlieren. Voor het heffen van lichte lasten, bijv. van 2 ton, worden in plaats van laadbomen en laadpalen wel eens electrische kranen gebruikt.
