Duits musicus (Altbenatek in Bohemen 25 Nov. 1709-Potsdam 7 Mrt 1786), was eerst koorknaap te Praag, zwierf daarna als rondtrekkend muzikant, doch ontwikkelde zich tot zulk een vioolvirtuoos, dat hij in 1733 tot concertmeester werd benoemd aan de kapel van kroonprins Frederik te Rheinsberg (later Frederik de Grote) en in 1771 tot koninklijk concertmeester. Hij was een eminent paedagoog en componist van talrijke vioolsonates, triosonates, vioolconcerten, viool-études en symphonieën.
Zijn broeders Johann, Georg en Joseph waren eveneens vermaarde musici, evenals een aantal van hun zoons, die voor een deel hun opleiding aan Franz Benda dankten.
Lit.: Autobiogr. van F. B., gcpubl. in de iode jrg. v. d. „Neue Berliner Musikzeitung” (1910); Elfr. Nissel-Nemenoff, Die Violintechnik F. B.’s und seiner Schule (1930).