noemt men de blauwachtige vlammetjes, die wel eens boven moerassen, poelen en kerkhoven zweven, derhalve boven plaatsen, waar organische stoffen tot verrotting overgaan. Juist omdat men ze in de nabijheid der kerkhoven waarnam, beschouwde het bijgeloof deze lichten als zielen van ongedoopte kinderen, die onrustig op aarde bleven rondzwerven.
Waarschijnlijk bestaan zij uit moerasgas met een geringe bijmenging van phosphorwaterstof of een ander gas, welk laatste bij zijn zelfontbranding het eerste aansteekt.