noemt men een naamloze vennootschap, die door een andere wordt beheerst, welke laatste men dan moedermaatschappij noemt (of, met een vreemd woord, „holding company”). De beheersingsvormen kunnen van allerlei aard zijn; de meest eenvoudige is het bezit van de meerderheid der aandelen.
Ontstaat er aldus een keten van meer onderling verbonden maatschappijen, dan spreekt men van een stapelvorm. Stapelvormen kunnen ook worden samengesteld uit verenigingen, waarborgmaatschappijen, rederijen en andere associaties en zelfs uit onderling verschillende associatievormen; een naamloze vennootschap kan lid zijn van een vereniging enz.Lit.: E. J. J. van der Heyden, Handb. voor de naaml. venn., 4de dr. (1946, bewerkt door W. C. L. van der Grinten) §§ 96 en 97.