(cingulum, cinctorium, Gr.:, zone), een witte of gekleurde linnen, wollen of zijden dunne gordel, met of zonder kwasten, waarmede de liturgische albe wordt opgehouden. Daar de cingel rondom de lendenen gespannen wordt, heeft men er het zinnebeeld in gezien van het beteugelen der driften, wat aanleiding gaf tot het gebed: „Praecinge me cingulo puritatis” enz. (Omgord me met de cingel der zuiverheid).
Men noemt ook cingel de brede gordel, meestal van moiré-zijde, die boven de priestertoog gedragen wordt, paars voor prelaten en bisschoppen, rood voor kardinalen, wit voor de paus.