is de naam van een onderafdeling van de afdeling Oostkust van Atjeh met Alaslanden, Gajo Loeös en Serbendjadi, die weer deel uitmaakt van het Gouvernement Atjeh en Onderhorigheden en in het Z. grenzende aan de Bataklanden. Vroeger een slecht toegankelijk binnenland, waar Atjehse verzetslieden zich gemakkelijk schuil hielden, zijn de Alaslanden nu gemakkelijk bereikbaar langs een autoweg, die van Medan naar Kabandjahé (1200 m) op de Karo-hoogvlakte voert; van daaruit voert de Alasweg naar Koetajané, de hoofdplaats der Alaslanden.
De Alaslanden bestaan grotendeels uit het boven- en midden-dalgebied van de Lae Alas, een rechterbijrivier van de rivier van Singkel. De bevolking bestaat hoofdzakelijk uit Alassers (omstreeks 20 000 zielen).