Zöpfl

betekenis & definitie

Zöpfl. (Heinrich Matthias), een uitstekend regtsgeleerde, geboren te Bamberg den 6den April 1807, wijdde zich te Würzburg aan de studie der regtsgeleerdheid en vestigde zich in 1828 als privaatdocent te Heidelberg. In 1839 werd hij er benoemd tot hoogleeraar in het staatsregt, bekleedde er tijdens de woelingen van 1849 met beleid en kracht het protectoraat der universiteit en zag zich in 1850 door deze afgevaardigd naar de Eerste Kamer in Baden. hij overleed in den nacht van den 3den op den 4den Julij 1877. Van zijne geschriften vermelden wij: „Deutsche Staatsund Rechtsgeschichte (1834—1836; 4de druk, 1871—1872, 3 dln)”, — „Grundsätze des allgemeinen und konstitutionell-monarchischen Staatsrechts (1841; 5de druk, 1863, 2 dln)”, — „Alterthümer des deutschen Reichs und Rechts (1860—1861, 3 dln)”, — „Das alte Bamberger Recht (1839)”, — „Die peinliche Gerichtsordnung Kaiser Karls V nebst der Bamberger und Brandenburger Halsgerichtsordnung (1842; 2de druk, 1876)”, — „Ueber hohen Adel und Ebenbürtigkeit nach den deutschen Reichsstaatsrecht (1853)”, — en „Die Demokratie in Deutschland (lste en 2de druk, 1853)”. Ook werkte hij mede tot de uitgave van Meijer's „Corpus juris confoederationis Germanicae (1858—1869, 3 dln)”, en na zijn dood verscheen nog: „Grundrisz zu Vorlesungen über Rechtsphilosophie (1878)”.