Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Zonsverduistering

betekenis & definitie

Zonsverduistering is de naam van een verschijnsel aan den hemel, waarbij de Zon voor een bepaald gedeelte der Aarde geheel of gedeeltelijk door de Maan bedekt is. De naam is eigenlijk niet juist, daar de Zon niet duister wordt, zooals de Maan bij eene maaneclips, maar alleen door de Maan onttrokken wordt aan het oog van den waarnemer. Terwijl alzoo eene maansverduistering overal, waar de Maan zich boven den horizon bevindt, op hetzelfde oogenblik en met denzelfden omvang wordt waargenomen, aanschouwt men eene zonsverduistering op verschillende plaatsen op verschillende tijden en in verschillende gedaanten. Eene zonsverduistering kan alleen plaats grijpen bij nieuwe maan, en zou bij elke nieuwe maan worden waargenomen, wanneer de loopbaan van de Maan gelegen was in het vlak van de loopbaan der Aarde.

Daar echter de vlakken dier beide loopbanen een hoek maken van 5°8', kan eene zonsverduistering dan alleen ontstaan, wanneer de Maan als nieuwe maan zich in de nabijheid van een der knoopen (snijpunten van de vlakken der loopbanen) bevindt en niet verder dan 19°44' daarvan verwijderd. De verschillende grootte der verduistering hangt af van het gedeelte der maanschaduw, waarin de waarnemer zich bevindt. Voor dengene, die geplaatst is in de kernschaduw van de Maan, is de zonsverduistering eene totale. Hiertoe mag de Maan niet meer dan 13l/3° van haar knoop verwijderd wezen en zich tevens in de nabijheid der Aarde bevinden, daar anders de top van hare kernschaduw onze planeet niet bereikt. De kernschaduw is van alle zijden omgeven door de halfschaduw, en voor hem, die zich daarin bevindt, is de zonsverduistering eene gedeeltelijke. Bij eene centrale zonsverduistering zijn de middelpunten van Zon en Maan met het oog van den waarnemer door eene regte lijn verbonden, en vertoont zich daarbij de Maan kleiner dan de Zon, zoo heeft men eene ringvormige zonsverduistering. Elke totale zonsverduistering begint en eindigt met eene gedeeltelijke. Men bepaalt de grootte eener zonsverduistering door de middellijn der Zon in 12 gelijke deelen te verdeelen en te bepalen, hoeveel van deze bij de sterkste verduistering worden bedekt.

Eene totale zonsverduistering duurt slechts kort, daar door de vereenigde werking van de aswenteling der Aarde en van de beweging van de Maan zeer spoedig andere punten der Aarde in de kernschaduw van de Maan worden gebragt. Op eene enkele plaats en wel op den Evenaar kan zij op het langst 8 minuten duren, en voor de geheele Aarde is haar langste duur 4 uur 38 minuten. De gordel, waarop eene zonsverduistering totaal is, kan op den Evenaar slechts 30 geogr. mijl, maar in de poolstreken 200 geogr. mijl breed wezen. De lengte van zulk een gordel bedraagt wel eens duizende mijlen. De totale zonsverduistering van 18 Augustus 1868 bijv. begon in Abessinië (11°8' N. B. en 35°53' O. L. van Greenwich) des ochtends te 4 uur 20 minuten (tijd van Berlijn) en eindigde in de nabijheid van de Nieuwe Hebriden (16°14' Z.B. en 163°24' O. L. van Greenwich) te 9 uur 45 minuten. Op eerstgemelde plaats ging de Zon verduisterd op, en op laatstgenoemde verduisterd onder. De grootste duur der totale verduistering (6 minuten en 50 seconden) kon men waarnemen in de Golf van Siam. Ten oosten en westen, alsmede ten noorden en zuiden van den smallen gordel der totale verduistering liggen de strooken, die in de halfschaduw der Maan wegduiken; hier heeft men alzoo slechts eene gedeeltelijke verduistering, en deze is te geringer, naar mate de afstand van dien gordel grooter is.

De geheele en gedeeltelijke verduistering te zamen kan op zijn langst ongeveer 7 uren aanhouden. Onmiddellijk vóór en na de totale verduistering vertoont zich de Zon als een halve sikkel, die evenwel geen halven cirkel beslaat, daar de Maan zich grooter vertoont dan de Zon. De bergen en dalen aan den rand der Maan zijn alsdan reeds bij eene matige vergrooting zeer goed zigtbaar. Gedurende de totale verduistering ontstaat eene eigenaardige donkerheid, waarbij de hemel eene groenachtigblaauwe kleur erlangt, terwijl eenige der helderste sterren zigtbaar worden. De donkere maanschijf echter is door een glansrijken, breeden, golvenden lichtkring, de corona, omgeven, waaruit zich gele stralen verspreiden. Ook ontdekt men aan den rand van de Maan eigenaardige vurige of roodgekleurde wolken, de zoogenaamde protuberancen (zie onder Zon).

Ringvormige zonsverduisteringen hebben plaats, wanneer niet de kernschaduw van de Maan, maar slechts de verlengde as dier kernschaduw de Aarde bereikt. De zonderlinge donkerheid der totale verduistering heerscht ook, schoon in geringer graad, bij de ringvormige. Gaat de kernschaduw der Maan langs de Aarde en komt deze daarbij in de halfschaduw, dan heeft men eene gedeeltelijke verduistering, welke alleen op hoogere breedten wordt waargenomen. Hierbij worden geene merkwaardige verschijnselen opgemerkt; eerst dan, wanneer drie vierde der zonneschijf wegschuilt, ontwaart men eene vermindering van het daglicht. Zonsverduisteringen komen veel vaker voor dan maansverduisteringen. In een tijdperk van 18 jaren heeft men omstreeks 23 maans- en 40 zonsverduisteringen, maar voor eene bepaalde plaats slechts 9, terwijl onder deze zich om de 200 jaar eene totale of ringvormige bevindt.

< >