Zeller. Onder dezen naam vermelden wij:
Eduard Zeller, een verdienstelijk godgeleerde en wijsgeer, geboren den 22sten Januarij 1814 te Kleinbottwar in Würtemberg. Hij studeerde te Tübingen en te Berlijn, vestigde zich in 1840 in eerstgenoemde académiestad als privaatdocent, vertrok in 1847, in weerwil van den tegenstand der behoudsmannen, die hem, den volgeling van Bauer en Strausz, niet begeerden, als professor in de theologie naar Bern, in 1849 in die betrekking naar Marburg, in 1862 als hoogleeraar in de wijsbegeerte naar Heidelberg en 1872 als zoodanig naar Berlijn. Van zijne geschriften noemen wij: „Platonische Studiën (1839)”, — „Die Philosophie der Griechen (1844—1852, 3 dln; 2de druk, 1855—1862; 4de druk, 1876)”,— „Das theologische System Zwingli’s (1853)”, — „Die Apostelgeschichte kritisch untersucht (1854)”, — „Vortrage und Ahhandlungen (1865; 2de druk, 1875; 2de bundel, 1877)”, — „Staat und Kirche (1872)”, — „David Friedrich Strausz in seinem Leben und seine Schriften geschildert (1874)”, — en „Geschichte der deutschen Philosophie seit Leibniz (1875)”. Aanvankelijk een aanhanger van Hegel, volgde hij later eene andere rigting.
Jules Sylvain Zeller, een verdienstelijk Fransch geschiedkundige, geboren te Parijs den 23sten April 1820. Hij studeerde eerst in de regten, daarna in de geschiedenis, bezocht ook Duitsche hoogescholen en gaf sedert 1849 onderwijs te Bordeaux, Straatsburg en Aix. In 1858 zag hij zich beroepen te Parijs aan de normaalschool en in 1869 aan de polytechnische school als hoogleeraar in de geschiedenis. Van zijne geschriften noemen wij: „Ulrich de Hutten (1849)”, — „Histoire de l’Italie depuis l’invasion des barbares (1852; 3de druk, 1875)”, — „Episodes dramatiques de l’histoire d’Italie (1855)”, — „Les empereurs romains (1863; 4de druk, 1876)”, — „Entretiens sur l’histoire du XVI siècle. Italië et Renaissance (1869)”, — en „Histoire de l’Allemagne (1872—1877 dl 1—3)”.