Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Zegel

betekenis & definitie

Zegel (Het) is de afdruk van een bepaalden stempel in eene weekere stof, die of vrij hard is of na de stempeling tot hardheid overgaat; ook wanneer men de figuren van den stempel door middel van eene kleurstof op het papier overbrengt, geeft men daaraan den naam van zegel. Het dient ter bekrachtiging van een document of tot sluiting van een brief. Zegels werden van ouds en worden ook nu nog bij alle beschaafde volken gebezigd,— en de ondervinding leert, dat weinig ontwikkelde volken nog meer gebruik maakten van het zegel dan beter ontwikkelde. De zegelstempels bestaan gewoonlijk uit metaal of edelgesteente.

In ouden tijd werden zegelstempels van landen of steden aan een zegelbewaarder toevertrouwd, die het verlies van zoodanig voorwerp met den dood moest boeten. Kleine zegelstempels droeg men aan een vingerring, en deze werden zegelringen genaamd. Ook heeft men wel beweerd, dat sommige Vorsten den knop van het zwaardgevest tot zegel gebruikten. De meest gebezigde stof voor zegels, het was, werd dikwijls rood of groen gekleurd, ja, het regt om met rood was te zegelen werd als een blijk van hooge waardigheid beschouwd. De zegels zijn rond of langrond van gedaante, doch in de middeneeuwen vindt men ook drie- of meerhoekige zegels. Middeneeuwsche zegels hebben wel eens eene middellijn van 15 Ned. duim. Om het zegel aan het document te bevestigen, bediende men zich eerst van pergamentstrooken en later van zijden snoeren. Op de zegelstempels vindt men velerlei figuren, — sedert de 12de eeuw wapens, voorts portretten van de eigenaars, van heiligen enz., alsmede allegorische beelden, voorstellingen van gebouwen enz.

< >