Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Zandlooper

betekenis & definitie

Zandlooper, is de naam van eene soort van tijdwijzer. Hij bestaat uit twee holle kegels met doorboorde toppen, welke laatsten op elkander zijn vastgehecht. Is in den bovensten kegel fijn zand, dan heeft dit een zekeren tijd noodig om door den naauwen hals in den ondersten kegel te loopen, en men kan de grootte der opening of de hoeveelheid zand zoodanig nemen, dat dit laatste daarvoor een bepaalden tijd noodig heeft. Is na het vervliegen van dien tijd de bovenste kegel leeggeloopen, zoo kan men den toestel omkeeren en zich alzoo op nieuw dien bepaalden tijd laten aanwijzen.

Men geeft den naam van zandloopers ook aan een geslacht van middelmatig groote en kleine rooftorren (Cicindela L.), die meestal fraai geteekend en gekleurd zijn. Hoewel zij veel overeenkomst hebben met de aardtorren (Carabicina), onderscheiden zij zich van deze door grootere oogen, langere pooten en verder uitstekende, slankere en meer getande kaken en de plaatsing der sprieten op het midden van den kop. Deze insecten zijn zeer vraatzuchtig en leven van andere, van welke zij zich op behendige wijze meester maken. Ook kunnen zij zeer goed vliegen. De larve of het masker is lang, meestal wit, week en rond, met zes harde pooten, welke, evenals de kop, bruin van kleur zijn. De bek is voorzien van twee sterke nijpers, waarmede de larve hare prooi weet te grijpen. Zij houdt haar verblijf in een loodregt kanaal in den grond, waarin zij zich bij het minste onraad verschuilt, terwijl zij voor ’t overige den kop aan de opening plaatst, om zich van insecten meester te maken. De inlandsche Cicindela campestris en onderscheidene Oost-Indische soorten van deze torren zijn zeer fraai van kleur.

< >