Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Worms

betekenis & definitie

Worms, te voren eene vrije rijksstad en de zetel van een evenzoo genoemd bisdom, doch thans eene arrondissementshoofdstad der Hessische provincie Rijn-Hessen, ligt op den linker oever van de Rijn in de Wonnegau, aan de spoorwegen van Mainz naar Straatsburg en van Worms over Alzey naar Bingen; zij is onregelmatig gebouwd en gedeeltelijk nog door oude muren en torens omringd. De voornaamste pleinen zijn er de Markt en het Domplein, en onder de merkwaardige gebouwen bekleedt de Dom de eerste plaats. Deze is eene grootsche, op pilaren steunende basilica in Romaanschen stijl en werd op de plaats van een ouder, uit het begin der 11de eeuw afkomstig gebouw in het begin der 12de eeuw opgetrokken en in 1110 ingewijd. In het laatst dier eeuw was deze kerk reeds bouwvallig geworden, zoodat zij eene belangrijke herstelling noodig had en in 1181 op nieuw werd ingewijd, maar eerst veel later geheel voltooid.

Zij is versierd met twee koepels en vier ronde torens en heeft zoowel ten westen als ten oosten een koor. Van binnen is zij 109 Ned. el lang en 27 (over de dwarsbeuk 36) Ned. el breed en indrukwekkend door hare grootsche eenvoudigheid. Merkwaardig zijn er in de Anna-kapél het graf van drie Frankische koningsdochters uit de 12de eeuw, in de doopkapél uitmuntende beeldhouwwerken uit het einde der 15de eeuw en in het Laurentiuskoor de graven van verschillende bisschoppen. De Protestantsche Drievuldigheidskerk, in 1726 gebouwd, heeft niets merkwaardigs. Buiten de stad vindt men de kerk van Onze lieve Vrouw, gesticht tegen het einde der 15de eeuw, met een fraai portaal en omgeven door wijngaarden, die den bekenden Liebfraumilch leveren. De voormalige St. Paulskerk is een merkwaardig gebouw uit het overgangstijdperk van den Byzantijnschen bouwtrant tot den spitsboogstijl, en de synagoge is er een van de oudste Israëlietische bedehuizen in Duitschland. Het grootsche Luthermonument, door Rietschel ontworpen en door Kietz en Donndorf voltooid, verheft zich op het Lutherplein, niet ver van het spoorwegstation, en werd in 1868 onthuld. Tot de overige merkwaardige gebouwen behooren: het oude stadhuis, de domdakenij (thans eene kazerne) en de scholen. Op de grondslagen van het voormalig bisschoppelijk Hof (vroeger de burgt van koning Gunther en vervolgens de vergaderplaats van den Rijksdag van 1521), ten noorden van den Dom, verheft zich thans het „Heyl'sche Haus”, in welks fraaijen tuin zich groote warme kassen bevinden. Men heeft te Worms het arrondissementsbestuur, een kantongeregt, eene kamer van koophandel, een gymnasium, eene school voor landbouwers en bierbrouwers, een groot ziekenhuis, een militair hospitaal, onderscheidene fabrieken, een vermaarden wijnbouw, een levendigen handel in wijn en vruchten, eene Rijnhaven, veel scheepvaart en omstreeks 17000 inwoners. Een half uur gaans van Worms bij het dorp Pfiffligheim verhief zich tot 1870 de „Lutherboom”, een olm, die voor den storm is bezweken Worms is eene der oudste steden van Duitschland; zij is het oude Borbetomagus, in de dagen van Ariovistus de hoofdstad der Vangionen en door Drusus versterkt. In de 5de eeuw onzer jaartelling was zij de hoofdplaats van het Bourgondische rijk en werd door de Hunnen verwoest, maar door de Merovingen wederom opgebouwd. Het bisdom werd er reeds gesticht in de 7de eeuw, en waarschijnlijk ontstond er ook reeds vroeg een Koninklijk paleis, waar Karel de Groote soms met zijn Hof vertoefde. Bij de verdeeling des Rijks onder de zonen van Lodewijk de Vrome viel Worms ten deel aan Lodewijk de Duitscher en bleef na dien tijd aan Duitschland toebehooren. Aanvankelijk heerschten er Frankische graven, totdat het graafschap onder het gezag kwam van een bisschop. Burchard I (1000— 1025) verwoestte den alouden burgt van het Salisch geslacht, om uit zijne steenen eene kerk te doen verrijzen, en regelde de regtsbedeeling in zijn bisdom door een „Dienstrecht”. De tegenzin der stedelingen tegen hun geestelijken heer openbaarde zich vooral ook daarin, dat zij in 1073 partij kozen voor Hendrik IV, die hen den 18den Januarij 1074 met een vrijbrief beloonde. Hendrik V kwam echter eerst door het Verdrag van Würzburg in 1121 in het bezit der stad. Hij stichtte ten noorden van deze bij Kloster Neuhausen een burgt en verleende aan Worms aanmerkelijke voorregten, welke later door Frederik I werden bekrachtigd. Wat koning Hendrik in 1223 ten nadeele der stedelijke vrijheid gedaan had, werd eerlang door Frederik II hersteld, en zij bleef tot 1801 eene vrije Rijksstad. In 1122 werd er het concordaat gesloten tusschen Hendrik V en paus Calixtus II, waardoor een einde kwam aan den investituurstrijd. Van de Rijksdagen, welke er gehouden werden, zijn die van 1495, waarop de eeuwige landvrede werd vastgesteld en het Rijkskamergeregt gesticht, en die van 1521 onder Karel V, waar Luther verscheen, de vermaardste. Voorts werden er in 1540 en 1557 dispuutgesprekken over de godsdienst gehouden. Tegen het einde der middeneeuwen, verkreeg de stad als lid van den Statenbond van de Rijn grooten invloed in de veeten der naburige Vorsten. In 1632 werd zij door de Zweden en in 1635 door de Keizerlijke troepen veroverd, welke laatsten echter na het sluiten van den vrede haar ontruimden. Hoewel de stad daardoor veel moest lijden, had zij toch in 1683, toen zij door de Franschen onder Mélac geheel in asch werd gelegd, nog 30000 inwoners. Den 13den September 1743 werd er tusschen Engeland, Oostenrijk en Sardinië het tractaat van Worms, een offensief verbond, gesloten, en in September 1798 de stad door de Franschen onder Custine bij verrassing ingenomen. In 1801 verviel zij door den Vrede van Luneville aan Frankrijk, maar kwam in 1814 door den Vrede van Parijs weder aan Duitschland en in 1815 door het Congrès te Weenen aan Hessen Darmstadt. Den 29sten Mei 1849 werd zij, schoon verdedigd door de Badensche Vrijscharen, door de Mecklenburgers en Pruissen stormenderhand ingenomen. — Het voormalig bisdom Worms is in de dagen der Merovingen gesticht, hoewel de doorloopende reeks der bisschoppen niet verder bekend is dan sedert 770. Het had in het laatst eene oppervlakte van 8 ☐ geogr. mijl met 200000 inwoners en eene jaarlijksche inkomst van 85000 gulden en werd sedert de 17de eeuw gewoonlijk door den aartsbisschop van Mainz bestuurd, die deswege zitting en stem had op den Rijksdag. Het verviel in 1801, voor zoover het gelegen was op den linker oever van de Rijn, aan Frankrijk en voor ’t overige in 1803 aan Hessen-Darmstadt.