Wijnmalen (Theodor Charles Lion), een Nederlandsch letterkundige, geboren te Malang in de Javaansche residentie Pasoeroean den 13den September 1841, verliet Indië op 13-jarigen leeftijd, studeerde en promoveerde te Utrecht in de godgeleerdheid en vertrok vervolgens naar Leiden, om zich aldaar toe te leggen op de Indische taal-, land- en volkenkunde. Hij schreef aldaar: „Hugo de Groot als verdediger des Christendoms beschouwd. Eene literarisch-apologetische proeve (1869)”, Hij werd eerst adjunct-secretaris en daarna secretaris der Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde en bekleedde deze betrekking tot 1873. Inmiddels was hij reeds in 1869 benoemd tot tweeden bibliothecaris te ’s Gravenhage en tevens tot conservator van het Muséum Meermanno-Westreenianum.
Voorts is hij lid en bestuurder van het Indisch Genootschap en secretaris van het Koninklijk Instituut voor taal-, land- en volkenkunde van Neerlandsch Indië. Hij leverde talrijke bijdragen in tijdschriften, onderscheidene biographieén in de „Handelingen’’ der Leidsche Maatschappij, en gaf nog uit: „Mr. J. R. Thorbecke, eene bibliographie (1875)”.