Wight (Het eiland), door de Romeinen Vectis of Vecta geheeten en tot het Engelsche graafschap Hampshire hehoorend, is van de zuidkust van Engeland door de baai van Solent en Spithead gescheiden, heeft bij eene lengte van 33 eene breedte van 21 Ned. mijl, eene oppervlakte van 6,3 geogr. mijl en ruim 66000 inwoners. Eene reeks van krijtheuvels loopt midden door het eiland, van de Culver Cliffs in het oosten tot aan de hoekige Needles (Naalden) in het westen. Eene tweede en hoogere heuvelketen ligt in het zuidelijk gedeelte van het eiland en vormt er steile, schilderachtige kusten. Hier hebben uitgestrekte bergverschuivingen plaats gehad.
Dit zuidelijk gedeelte, door rotsgevaarten tegen koude luchtstroomen beveiligd, is wegens zijn zacht klimaat wereldvermaard. Myrten, fuchsia’s, verbena’s en andere zuidelijke gewassen groeijen hier in de opene lucht. Ook uit een geologisch oogpunt is dit eiland hoogst merkwaardig. In het noordelijk gedeelte hebben de tertiaire vormingen de overhand, en in het zuiden krijt met groenzand en woudleem. De voornaamste rivier is er de Medina, welke bij Cowes zich uitstort in de Solent. De voormalige uitgestrekte iepen- en eikenwouden zijn thans grootendeels geveld.
Wol en lammeren, tarwe, meel, cementsteen en wit zand zijn er de artikelen van uitvoer. De hoofdstad is Newport, — voorts vindt men er Ryde, Cowes, Carisbrooke, Ventnor en Osborne House, het zomerverblijf der Koningin. — Wight was reeds in overouden tijd bekend aan de Massiliënsers, die er handel dreven in tin. In 43 na Chr. werd het eiland onder keizer Claudius door Vespasianus veroverd en bleef tot 495 in het bezit der Romeinen. Daarop was het geruimen tijd onafhankelijk en vormde in de middeneeuwen een zelfstandig koningrijk, waarmede Hendrik VI in 1644 Henry Beauchamp, graaf van Warwick beleende. Na den dood van laatstgenoemde verviel het eiland aan de Engelsche Kroon.