Wieringen Borski (Gerard van), een verdienstelijk Nederlandsch taalkenner, geboren te Vleuten den 29sten Januarij 1800, studeerde te Utrecht in de letteren, werd op jeugdigen leeftijd conrector te Franeker en erlangde er in 1825 het rectoraat. In hetzelfde jaar promoveerde hij met den hoogsten lof tot doctor in de letteren en vertrok in 1880 als rector naar Zierkzee en in 1835 in die betrekking naar Delft. Hier werd hij tevens schoolopziener en leeraar in de Nederlandsche letterkunde aan de Koninklijke Académie tot opleiding van burgerlijke ingenieurs.
Met grooten ijver was hij in die verschillende betrekkingen werkzaam en overleed in het begin van Februarij 1869. Behalve onderscheidene orationes, verhandelingen en opstellen in tijdschriften leverde hij: „Handleiding tot de Mythologie (1832; 5de druk, 1854)”, — „Geschiedenis der Israëlieten (1844)”, — „Geschiedenis des Vaderlands in XLVIII afdeelingen (3de druk, 1863)”, — „Tijdrekenkundige tafel der geschiedenis”, — „God in de natuur en in den mensch”, — „Blik op den verleden, tegenwoordigen en toekomenden toestand des Vaderlands”, — „Handleiding tot de theoretische beoefening van den Nederlandschen prozastijl (1848)”, — „Beknopt leerboek voor het aanvankelijk onderwijs in de moedertaal (1853—1857, 3 stukken)”, — „Handleiding voor de practische oefening in de zinsontleding (1856)”, — „Wegwijzer bij de zinsontleding (1852—1854, 11 stukken)”, — „De zinsontleding gegrond op redeontleding (1856)”, — „Het grondig onderwijs verdedigd”, — „Spreektaal en schrijftaal”, — en „De programma’s voor de acten van bekwaamheid tot het geven van lager schoolonderwijs, toegelicht (1865)”.