Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Voit

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij:

August von Voit, een verdienstelijk bouwkundige, geboren te Wassertrüdingen den 17den Februarij 1801. Hij studeerde aan de universiteit te Landshut, voorts aan de académie van schoone kunsten te München, begaf zich voor zijne verdere ontwikkeling naar Italië en naar Frankrijk en werd in 1841 professor aan gemelde académie en in 1847 opperbouwraad. Hij bouwde o. a. het raadhuis te Annweiler, het gebouw voor het glasschilderen, de Pinakotheek en het tentoonstellingspaleis voor Nijverheid te München, en overleed aldaar den 12den December 1870.

Karl Voit, een verdienstelijk physioloog, geboren den 31sten October 1831 te Amberg in Beijeren. Hij studeerde te München en te Würzburg in de geneeskunde, was te München vervolgens werkzaam in het laboratorium van Pettenkofer, legde in 1854 het staatsexamen af en wijdde zich aan de beoefening der physiologie.

Hiertoe begaf hij zich naar Göttingen, bezocht er het laboratorium van Wächter en keerde vervolgens als assistent van Bischoff naar München terug. Hier vestigde hij zich als privaatdocent en werd er in 1860 buitengewoon en in 1863 gewoon hoogleeraar in de geneeskunde en conservator van het physiologisch kabinet.

Zijne waarnemingen hebben vooral betrekking op de stofwisseling in het ligchaam. Bij het woeden der cholera wees hij op de vermeerderde hoeveelheid pisstof in het weefsel, de spieren en de hersenen. Op aansporing van Bischoff herhaalde hij deze proeven over de afscheiding van pisstof bij de honden en schreef daarover de dissertatie: „Beiträge zum Kreislauf des Stickstoffs ins thierischen Organismus”.

Dit werk gaf aanleiding tot eene nadere beschouwing der eiwit-ontleding in het dierlijk ligchaam, en de belangrijke uitkomsten daarvan deelden hij en Bischoff mede in „Die Gesetzen der Ernährung des Fleischfressers (1860)”. Daardoor, alsmede door het boek: „Ueber die Wirkung des Kochsalses, des Kaffees und der Muskelbewegung auf den Stoffwechsel” ondergingen de denkbeelden over het verloop der voeding en over het stofverbruik bij den arbeid eene volslagene omwenteling.

Ook andere proeven omtrent de voeding werden genomen en hij gebruikte daartoe met Pettenkofer den door dezen vervaardigden grooten respiratie-toestel. Niet alleen op honden, maar ook op menschen werden voorts proeven gedaan, alle afscheidingsproducten gemeten of gewogen en de cijfers der omzettingen vastgesteld, zoowel bij hongerlijden als bij voldoende voeding, zoowel bij krachtige werklieden als bij slecht gevoede personen. In den laatsten tijd stelde hij een onderzoek in naar de voeding in openbare inrigtingen en deelde de uitkomsten daarvan mede in „Ueber die Kost in öffentlichen Anstalten (1876)”. Ook geeft hij sedert 1865 met Buhl en Pettenkofer het „Zeitschrift für Biologie” in het licht.

< >