Ukermark of Uckermark, het noordelijk gedeelte van de Pruissische provincie Brandenburg, tusschen de Mittelmark, Mecklenburg-Strelitz, Pommeren en de Neumark gelegen, wordt besproeid door de Uker, de Oder, de Welse, de Randow en onderscheidene meren en vormt eene vruchtbare vlakte met lage heuvels en eene uitgebreidheid van 67 □ geogr. mijl. Zij omvat hoofdzakelijk de arrondissementen Prenzlau, Angermünde en Templin, en hare voormalige hoofdstad is Prenzlau. Zij werd in de 6de eeuw door de Ukers (een stam van Wenden) en vervolgens, na eene kortstondige afhankelijkheid van het Duitsche Rijk, in de 10de eeuw door de Obotrieten bewoond, maar omstreeks 1142 door de Hertogen van Pommeren in bezit genomen.
In 1250 kwam zij in de magt van de Brandenburgsche markgraven Johann I en Otto III, maar werd later aan Pommeren en Mecklenburg toegevoegd. Dit laatste bleef echter slechts kort in het bezit van zijn gedeelte, want Pommeren had eerst aan keurvorst Frederik I van Brandenburg in 1415 Prenzlau, Boitzenburg en Zehdenick ontrukt, en na een langdurigen strijd, vereenigde Albrecht Achilles het overig gedeelte der Ukemark in 1472 weder met de Mark.