Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Uitscheiding

betekenis & definitie

Uitscheiding (excretio). Al de bestanddeelen van het dierlijk ligchaam zijn aan eene gestadige stofwisseling onderworpen. Wat de voeding er aan toevoegt, wordt allengs verbruikt en wederom uitgestooten, en men geeft aan dit laatste den naam van uitscheiding. Dit verloop heeft vooral plaats onder den invloed der zuurstof, welke door de longen opgenomen en met het bloed door het geheele ligchaam verspreid wordt.

Hierdoor ontstaat een zekere graad van oxydatie. De uitgescheidene bestanddeelen splitst men in stikstofhoudende en niet-stikstofhoudende. Tot de eerste behooren: hippuurzuur, inosinezuur, piszuur, kreatine, kreatinine, ureum, de extractief- en de kleurstoffen, de ammonia en de stikstof, — en tot de niet-stikstofhoudende: zuringzuur, koolzuur, water, phosphorzuur en zwavelzuur. Niet alle bestanddeelen der uitscheidingen zijn voortbrengselen der stofwisseling, daar vele, met het voedsel ingevoerd, het ligchaam verlaten zonder eene omzetting te ondergaan, zooals: water, de meeste zouten, koolzuur, de kreatine en gedeeltelijk de kreatinine. Door de nieren wordt de urine afgescheiden. Langs de longen ontwijken slechts stoffen in gasvormigen toestand, terwijl door de huid zoowel vloeistoffen als gassen worden verwijderd. De stoffen, die langs het darmkanaal het ligchaam verlaten, zijn gedeeltelijk overblijfselen van voedingsmiddelen, gedeeltelijk niet opgeslorpte bestanddeelen der gal en der afscheidingsproducten van het darmkanaal en epitheliumcellen. Zij behooren dus slechts gedeeltelijk tot de voortbrengselen der stofwisseling.

< >