Tyran, een naam, afkomstig van een Grieksch woord, beteekende oorspronkelijk elken onbeperkten alleenheerscher en vervolgens in het bijzonder zulk een heerscher, die door eene gewelddadige omverwerping van den vroegeren staat van zaken zich van het bewind had meester gemaakt, — alzoo den bezitter eener aangematigde alleenheerschappij (tyrannis). Deze laatste is in de 7de en 6de eeuw vóór Chr. in vele Grieksche Staten eene tussehenregéring tusschen de oligarchische of aristocratische staatsregeling en de democratie, doordien veelal een eerzuchtig, invloedrijk en ondernemend aristocraat zich aan het hoofd stelde van het onderdrukte volk, zich met eene lijfwacht omringde en daarop met onbeperkte willekeur heerschappij voerde. Terwijl alsdan de rijke adel onderdrukt werd, zochten de Tyrannen het volk op te beuren door het handhaven van den vrede, de begunstiging van handel en nijverheid, het stichten van aanzienlijke gebouwen enz. Er bevonden zich trouwens onder de tyrannen uitstekende bewindvoerders, zooals Pisistratus te Athene, Gelo en Hiero II te Syracuse, Periander te Corinthe, Clisthenes te Sicyon enz., doch ook deze of hunne nakomelingen werden veelal door den onwettigen oorsprong van hun gezag tot nieuwe geweldenarijen aangespoord.
Toen alzoo na de volkomene zegepraal van den republikeinschen staatsvorm in Griekenland de monarchie in het algemeen beschouwd werd als eene onwaardige inrigting, geschikt voor slaven, maar niet voor vrije burgers, verbond men met den naam tyran het denkbeeld van een wreeden, willekeurigen heerscher. In dien zin dragen ook de personen, door Lysander te Athene belast met de invoering eener nieuwe staatsregeling, den naam van Dertig Tyrannen, omdat zij hunne magt op eene schandelijke wijze misbruikten. In den lateren tijd der Romeinsche geschiedenis werden de stadhouders, die zich in de verschillende provinciën des Rijks (260— 268 na Chr.) tot tegenkeizers opwierpen, desgelijks met den naam van Dertig Tyrannen bestempeld.