Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Tripolis

betekenis & definitie

Tripolis, in het Turksch Tarablusi Gharb, ook Tripolitanië geheeten, de oostelijkste der Berberijsche Staten, ligt aan de Middellandsche Zee tusschen Tunis en Egypte en beslaat met Fezzan en Barka eene oppervlakte van 16200 □ geogr. mijl.

Hij vormt eene groote vlakte, waarover slechts hier en daar uitloopers van het Atlasgebergte zich uitstrekken en is vooral aan de kust zandig. Terwijl de westelijke kustlanden vrij goed besproeid en vruchtbaar zijn, is het landschap Sort (woestijn), ten oosten van kaap Mesurata aan de Golf van Sidra gelegen, zeer onvruchtbaar en met duinen en zoute moerassen bedekt. In het binnenland strekt de vlakte westwaarts zich uit tot aan de Zwarte Bergen (900 Ned. el hoog), die de noordelijke grenzen van Fezzan vormen en van diepe wadi’s doorsneden zijn, welke hier en daar een weligen plantengroei doen ontstaan. Het klimaat is er in het algemeen gezond, en de winter is er vervangen door een regentijd. Er zijn 1150000 inwoners, in de steden tot de Mooren en op het land tot de Arabische Bedoeïenen en Berbers behoorend, allen belijders van de Mohammedaansche godsdienst.

Daarenboven zijn er veel Israëlieten, en in de stad Tripolis ook Europeanen. De Bedoeïenen houden zich vooral bezig met de veeteelt en de Mooren met den handel, inzonderheid met den karavaanhandel. Men verbouwt er: tarwe, meekrap, saffraan, lotusboonen, dadels, zuidvruchten, en St. Jansbrood, en uit de meren en moerassen aan de kust verkrijgt men zout en zwavel. De voornaamste uitvoer-artikelen zijn er: olie, graan, slagtvee, wol, rundvee, en meekrap, — en de karavanen brengen er uit het binnenland: struisvederen, ivoor, gom, aloë, sennabladeren enz., terwijl er uit Europa manufacturen, koloniale waren, sterke dranken, zeep, tabak, ijzer, timmerhout enz. worden aangevoerd. Tripolis en Bengasi zijn er de voornaamste haven- en handelsplaatsen. De nijverheid is er weinig ontwikkeld, maar levert toch fraaije zijden, wollen en katoenen stoffen, wapens, leder en metalen voorwerpen. Tripoli vormt een ejaleet van het Turksche rijk en wordt bestuurd door een gouverneur-generaal.

De evenzoo genoemde stad, in het Arabisch Tarabolus, op eene landtong aan de Middellandsche Zee gelegen, heeft hooge muren, een paleis van den gouverneur-generaal, naauwe, maar zindelijke straten, eene door batterijen gedekte haven voor den zeehandel uit Europa en den binnenlandschen handel met Afrika, eene R. Katholieke kapél, 12 moskeeën, onderscheidene synagogen, openbare baden, bazars, karavansera’s, scholen, hotels, een levendigen handel, fabrieken van eorduaanleder, wollen, zijden en katoenen stoffen en 30000 inwoners. Deze stad is het aloude Oea en in haren omtrek vindt men vele oudheden. Zij behoorde weleer tot Carthago en vormde de Regio Syrtica. Na den Tweeden Punischen Oorlog werd zij door de Romeinen ter prooi gelaten aan de Numidische Koningen en na het onderwerpen van deze bij de Romeinsche provincie Africa gevoegd. Nadat in de derde eeuw na Chr. het gebied der drie steden Oea, Sabrata en Groot-Leptis tot ééne provincie verheven was, ontstond de Grieksche naam Tripolis, en na den inval der Arabieren in de 7de eeuw deelde Tripolis in het lot van Berberije.

Nadat het geruimen tijd tot Tunis had behoord, verkreeg het tegen het einde der 15de eeuw zijne onafhankelijkheid. In 1509 werd de stad Tripolis door de Spanjaarden onder graaf Piëtro van Navarre veroverd en aan het gezag van een Spaanschen stadhouder onderworpen. Keizer Karel V gaf haar in 1530 in leen aan de ridders van St. Jan, maar reeds in 1551 werd zij wederom ingenomen door de Turken en was na dien tijd de hoofdzetel der zeerooverij aan de Afrikaansche kust. In 1681 deed Lodewijk XIV door den admiraal Duquesne de Tripolitaansche corsaren in de haven van Scio aantasten en vele van hunne schepen in den grond boren, en in 1685 bombardeerde de maarschalk d’Éstrées de stad met zoo goed gevolg, dat de Dey den vrede met ½ millioen livres koopen moest. In 1714 maakte de Turksche pasja Hamed-Bey zich nagenoeg onafhankelijk van de Porie doordien hij aan deze enkel eene jaarlijksche schatting betaalde, en stichtte de dynastie der Karamanli. De expeditie, in 1728 door de Franschen tegen Tripolis ondernomen, eindigde met de verwoesting der stad. Evenwel vernietigde eerst de verovering van Algiers door de Franschen (1830) de te Tripolis gevestigde zeerooverij. In 1835 eindelijk ontzette de Porie het Huis Karamanli van zijne heerschappij en voegde Tripolis als een ejaleet bij het Turksche Rijk. — Zie ook onder Tarabolus.

< >