Timboektoe of Toemboektoe, eene van ouds vermaarde koopstad in het noordwesten van den Soedan in Afrika, in naam tot Massina (een Staat der Foelbe’s) behoorend, maar onder het gezag der Toearegs geplaatst, ligt aan den zuidelijken zoom der Sahara op 3°5' W. L. van Greenwich. Zij heeft ruim een uur gaans in omtrek, geplaveide straten en omstreeks 1000 leemen woningen zonder verdieping, maar met platte daken, alsmede eenige honderde hutten. Er zijn geene ander openbare gebouwen dan 3 moskeeën, onder welke eene, die 80 Ned. el lang en 59 Ned. el breed is, met 12 beuken en een hoogen vierkanten toren. Het aantal inwoners bedraagt er 13000, nagenoeg allen Mohammedanen; de bevolking bestaat er uit Sonray’s, Arabieren, Toearegs, Foelbe’s en Bambarra- en Mandingo-Negers.
De nijverheid is er van geene beteekenis, maar de handel van groot belang. Tot de voornaamste handels-artikelen behooren er: goud, kola-noten, zout, rood laken, matrassen, spiegels, messen, tabak en dadels, alsmede gom, was, ivoor en slaven. Het bestaan dezer stad was sedert eeuwen een raadsel, hetwelk Europésche aardrijkskundigen en reizigers vruchteloos zochten op te lossen. De Engelschman Mungo Park kwam in 1805 niet verder dan tot de havenplaats Kabara. Laing bereikte uit Tripolis in 1826 de stad, maar werd weinige dagen daarna verbannen en op de terugreis vermoord. Beter slaagde de Franschman Caillié, die uit Siërra Leone in het Afrikaansche binnenland doordrong en van 20 April tot 3 Mei 1828 te Timboektoe vertoefde, maar zeer beperkt bleef in zijne waarnemingen, daar hij veiligheidshalve zijn verblijf aldaar verborgen moest houden. De eerste Europeaan, die uit het oosten tot Timboektoe doordrong, was Heinrich Barth; deze verscheen er den 7den September 1853, werd door den sjeik El Bakay vriendschappelijk ontvangen en bleef in de stad en hare omstreken tot aan den 9den Julij 1854.
Deze stad werd omstreeks het jaar 1100 na Chr. door de Toearegs gesticht. Manssa Moessa, koning van het Mohammedaansche rijk Melle (1311—1331), veroverde in 1326 ook Timboektoe, hetwelk zich daarna, als behoorende tot een magtigen Staat, snel uitbreidde en eene koopstad werd van den eersten rang. Tegen het einde der regéring van dien Vorst (1339) werd de stad door den Heidenschen Koning van den Negerstaat Mossi grootendoels verwoest, maar reeds door Manssa Sliman (Mansa Suleiman) in 1335 weder opgebouwd. Sedert dien tijd ontwikkelde zij zich voorspoedig door hare ligging aan het noordelijkste punt der hoofdrivier van Soedan, op de grens tusschen het digt bevolkte zuiden en het handeldrijvend noorden, terwijl zij tevens tot de heilige steden van den Islam behoorde. In 1591 viel zij met de Nigergewesten in handen der Marokkanen, totdat de Aoelimmiden, een aanzienlijke tak der Toearegs, in 1780 het magtige rijk Haoessa op den noordelijken oever van de Niger deden verrijzen, waaraan ook Timboektoe zich onderwierp. In het begin der 19de eeuw trokken de Foelbe naar de Nigergewesten en maakten, na het verval der rijken in Soedan, zich in 1810 ook meester van Timboektoe.