Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Tidemand (Adolf)

betekenis & definitie

Tidemand, een uitstekend genre- en historieschilder, geboren den 14den Augustus 1814 te Mandal in Noorwegen, bezocht de Académie van Schoone Kunsten te Kopenhagen, maar vertrok in den herfst van 1837 naar Düsseldorf, waar hij zich oefende onder de leiding van Hildebrandt en Schadow. Na de voltooijing van zijn stuk: „Gustaaf Wasa, sprekende tot de Dalecarliërs in de kerk te Mora” vertrok hij naar München, vervolgens naar Italië en keerde toen naar Noorwegen terug. Hier schilderde hij eenige doeken voor de universiteit te Christiania en verzamelde studiën uit het volksleven in de bergstreek. Van 1845 tot 1846 bevond hij zich weder te Düsseldorf, daarna nogmaals in Noorwegen en sedert 1849 vertoefde hij gewoonlijk des winters te Düsseldorf en des zomers in Noorwegen.

Hij overleed te Christiania den 25sten Augustus 1876. In 1869 verkreeg hij van den Koning van Pruissen den titel van professor; ook was hij lid van onderscheidene academiën en in het bezit van vele ridderorden en prijsmedailles. Hij wist eene ongemeene bevalligheid met ernst te paren; zijn coloriet is levendig en frisch en zijne penseelbehandeling breed en stout. Men heeft van zijne hand voortreffelijke tafereelen uit het volksleven en uitmuntende altaarstukken. Van zijne kunstgewrochten vermelden wij: „Katechisatie van een koster in eene dorpskerk (1857, in het bezit van den Koning van Zweden)”, — „Eene namiddagsgodsdienstoefening der Haugianen (1848, in het stedelijk muséum te Düsseldorf)”, — „Het leven der boeren in Noorwegen”, eene reeks van 10 stukken op zink in de eetzaal van het kasteel Oscarshal bij Christiania (1851), — „De gewonde beerenjager (1856, in het Belvedère te Weenen)”, — „De bediening van het Avondmaal in eene hut (1860)”, — „De tweestrijd bij het bruiloftsmaal (1864, in het muséum te Leipzig)”, — „De bruidskroon der grootmoeder (1865, in het muséum te Carlsruhe)”, — „De dweepers (1866)”, — „Vier tafereelen uit het volksleven (1870, voor de Kroonprinses van Denemarken)”, — „Afscheid van een stervende (1872)”, — „Een bruiloftsstoet, door eene beek trekkende (1873, in het bezit van den heer Forbes te Londen),” — en drie groote altaarstukken voor kerken in Noorwegen, namelijk: „De doop van Christus (1869)”, — „De opstanding van Christus (1871)”, — en „De Christus (1874)”. Ook leverde hij meermalen stoffage op de stukken van andere schilders, en in het laatst van zijn leven hield hij zich bezig met een groot historiestuk: „De stichting van Christiania” voorstellend.

< >