Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Tarn

betekenis & definitie

Tarn (De), eene rivier in het zuiden van Frankrijk, ontspringt aan den voet van den Pic de Malpertus in het Lozère-gebergte, vloeit in eene westelijke rigting door de departementen Lozère, Aveyron, Tarn, Haute Garonne en Tarn et Garonne en stort na een loop van 375 Ned. mijl, van welke 148 bevaarbaar zijn, zich uit in de Garonne. Tot hare zijrivieren behooren op den regter oever de Aveyron met de Viaur, de Serou en de Verre, en op den linker oever de Dourbie, de Dourdou, de Rance en de Agout. De Tam vormt boven Albi den prachtigen waterval Saut de Sabo, 19 Ned. el hoog. Naar deze rivier zijn twee departementen genoemd, te weten:

Het departement Tarn, gevormd uit een gedeelte van Opper-Languedoc. Het telt op 104,7 □ geogr. mijl nagenoeg 360000 inwoners (1876), onder welke zich omstreeks 16500 Hervormden bevinden. Het land, tot het stroomgebied der Garonne behoorend, is nog al bergachtig, vooral in het zuiden en oosten, waar zich de ruwe Montagne de Lacaune (1266 Ned. el hoog) en Montagne Noire verheffen. De voornaamste rivier is er de Tarn, met eenige zijrivieren. Het klimaat is er zacht en gezond, maar in den zomer zeer warm. Men heeft er in Nederlandsche bunders 320962 bouwland, 42472 groenland, 32938 wijngaarden, 94000 wouden en bijna 59000 heide en weide. De belangrijkste bronnen van bestaan zijn er: landbouw, veeteelt, wijnbouw, zijdeteelt, mijn-arbeid en fabrieknijverheid. Tot de voornaamste voorbrengselen behooren er: tarwe, rogge en maïs, — voorts peulvruchten, groenten, aardappelen, hennep, vlas, anijs, wijn (bij Gaillac en Albi in 1876 omstreeks 660000 Ned. vat), ooft, timmerhout, runderen, zwijnen, schapen en gevogelte.

De mijnen leveren er steenkolen en ijzererts, en men heeft er ook onderscheidene minerale bronnen. De nijverheid bepaalt er zich hoofdzakelijk tot het spinnen van wol en het weven van wollen stoffen, — voorts heeft men er: verwerijen, vlas- en zijdespinnerijen, fabrieken van ijzerwaren en machines, glasblazerijen, pottebakkerijen, hoedenfabrieken enz. Ook is de handel er zeer levendig. Tot vervoer dient er de spoorweg van Figeac over Gaillac naar Toulouse, alsook de daarmede verbonden lijn over Albi naar Castres en Castelnaudary, met zijtakken naar Carmaux en Mazamet. Men vindt er 3 colléges en 8 scholen van middelbaar onderwijs; het departement bestaat uit 4 arrondissementen, en de hoofdstad is Albi., Het departement Tarn et Garronne, zamengesteld uit gedeelten van Guienne, Gascogne en Languedoc. Het telt op nagenoeg 68 □ geogr. mijl bijna 360000 inwoners, onder welke zich 9450 Hervormden bevinden, ligt op het stroomgebied der Garonne en is eene hoogvlakte met eene gemiddelde hoogte van 350 Ned. el boven de oppervlakte der zee, met diepe, zeer vruchtbare rivierdalen en slechts enkele heuvelketens. De voornaamste rivieren zijn er: de Garonne, de Tarn, de Aveyron, de Tescou, de Sère en de Gimone, van welke alleen de eerste twee bevaarbaar zijn; intusschen heeft de Garonne er ook nog een zijkanaal. Het klimaat is er in het algemeen zacht.

Men vindt er in Nederlandsche bunders: 227993 bouwland, 19113 weiland, 43527 wijngaarden, 48984 wouden en 18689 heide en weide. De belangrijkste voortbrengselen zijn er: graan, vooral tarwe en maïs, — voorts peulvruchten aardappelen, hennep, vlas, suikerwortels, wijn (in 1874 meer dan 1,4 millioen Ned. vat), kastanjes, ooft, hout, zijde, uitmuntende paarden, rundvee, veel gevogelte, marmer en bouwsteen. Naast den landbouw is de fabrieknijverheid er van weinig belang; toch zijn er: zijdeweverijen, kaarzen-, zeep- en papierfabrieken, pottebakkerijen enz. Belangrijk is er de handel met de voortbrengselen des lands; daarvoor is Bordeaux de stapelplaats. Men vindt er 3 colléges en 2 scholen van middelbaar onderwijs. De spoorweg van Bordeaux naar Toulouse doorsnijdt dit departement en heeft er een zijtak naar Villefranche. Het departement is verdeeld in 3 arrondissementen en heeft Montauban tot hoofdplaats.