Sully (Maximilien de Béthune, baron de Rosny, hertog de), een Fransch Staatsman, geboren den 13den December 1560 te Rosny, werd in het Hervormde geloof opgevoed en ontving onderwijs met Hendrik van Navarre. Hij ontsnapte aan de bloedbruiloft door zich in het collége de Bourgogne te verschuilen, onderscheidde zich in de veldtogten van den jeugdigen Koning van Navarre en streed bij Coutras (1587) en bij Ivry (1590). Met den trots en de hardheid van een gestreng Calvinist berispte hij onbeschroomd zijn Koninklijken vriend wegens diens verkwistingen en uitspattingen, doch beiden bleven steeds verbonden door hunne gemeenschappelijke liefde tot het vaderland. Om die reden gaf hij in 1593 aan Hendrik zelfs den raad, tot het Katholicismus over te gaan en alzoo een einde te maken aan den burgeroorlog.
In 1597 kwam hij aan het hoofd der Financiën, delgde eene staatsschuld van 200 millioen livres, zorgde, dat een groot deel der als het ware weggeworpen domeinen tot de Kroon terugkeerde, schafte eene menigte overtollige ambten af, regelde en vereenvoudigde de belastingen, legde wegen aan, bevorderde de zijdeteelt en andere takken van nijverheid en begunstigde den landbouw. Sedert 1601 was hij ook grootmeester der artillerie en opper-inspecteur van alle vestingen des lands, en hij herstelde in korten tijd de openbare veiligheid door gevaarlijke rooverbenden te vernietigen. Bij den togt van Hendrik naar Savoye bemagtigde Sully de voor onoverwinnelijk gehouden vestingen Montmélian en Bourg, en na het sluiten van den vrede belastte hij zich, onder den titel van kapitein der havens, rivieren en kanalen, met het departement van Openbare Werken, schafte invoerregten af, verklaarde den graanhandel vrij en maakte zich verdienstelijk door het verbeteren der middelen van verkeer. Tevens hield hij de aandacht gevestigd op de buitenlandsche aangelegenheden. In 1604 werd hij gouverneur van Poitou en in 1606 erfelijk hertog van zijn landgoed Sully aan de Loire.
Nadat Hendrik IV vermoord was (14 Mei 1610), verloor hij zijne betrekkingen en werd van het Hof verbannen. Niettemin vroeg Lodewijk XIII hem meermalen om raad en benoemde hem in 1634 tot maarschalk, waarop Sully den post van grootmeester der artillerie nederlegde. Hij overleed den 21sten December 1641. Zijne „Mémoires (Amsterdam, 1634, 2 dln; 2 supplementsdeelen, 1662)” zijn zeer gebrekkig van vorm, maar bevatten vele belangrijke bijzonderheden.