Stenbock (Magnus, graaf), Zweedsch veldmaarschalk, geboren te Stokholm den 12den Mei 1664, studeerde te Upsala, trad in Nederlandsche dienst en streed in 1688 en later onder den Markgraaf van Baden en den Graaf van Waldeck aan de Rijn. In 1697 kwam hij in zijn vaderland als kolonel aan het hoofd van een Duitsch regiment, vergezelde Karel XII op zijne veldtogten en droeg bij Narwa niet weinig bij tot de overwinning. In 1707 zag hij zich benoemd tot stadhouder van Schonen, en toen Frederik IV van Denemarken in 1709 aldaar aan land stapte, behaalde Stenbock de zegepraal bij Helsingborg en Gadebusch en trok vervolgens naar Holstein, waar hij in Januarij 1713 Altona prijs gaf aan de vlammen, maar den 6den Mei bij Tonningen door Deensche, Russische en Saksische troepen ingesloten werd, zoodat hij zich met 12000 man moest overgeven.
Hij werd naar Kopenhagen gebragt en overleed aldaar in de gevangenis den 23sten Februarij 1717. Zijne „Memoires” zijn in 1745 in het licht gegeven.