Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Sprinkhaan

betekenis & definitie

Sprinkhaan. De sprinkhanen behooren onder de insecten tot de orde der regtvleugeligen (Orthoptera) en daarin tot de afdeeling der Springers (Saltatoria). Van deze maken zij twee familiën uit, namelijk die der sabelsprinkhanen (Locustariae en die der gewone sprinkhanen (Acrydii). Beide hebben tot springen ingerigte achterpooten, doch de eerste onderscheidt zich door zeer lange sprieten, die uit eene menigte geledingen bestaan, terwijl de wijfjes van eene lange, sabelvormige legboor voorzien zijn, waarmede zij de eijeren in den grond brengen, en de mannetjes gewoonlijk op het regter dekschild eene vliezige plek hebben, waarmede zij een schel en doordringend geluid maken.

De andere familie heeft korte, soms platgedrukte of knodsvormige sprieten, nooit langer dan de halve lengte van het lijf. De wijfjes missen de lange legboor en de mannetjes geven geluid door de achterschenen tegen de dekschilden te wrijven. Alle sprinkhanen leven van plantaardige stoffen; zij vervellen meer dan eenmaal en krijgen bij de eerste vervelling vleugelstompjes en bij de laatste vleugels. Tot de eerste familie behoort onze inlandsche groene sprinkhaan (Locusta viridissima), geheel groen, somtijds met eene roodbruine streep over den rug. Men ziet hem zelden, maar des zomers zingen de mannetjes van den middag tot den avond en bevinden zich alsdan in wilgen- en elzenstruiken langs weiden en bouwlanden. — Iets kleiner is de groote duinsprinkhaan (L. verrucivora), wiens dekschilden met bruine en gele blokjes versierd zijn. — Tot de andere familie behooren de duizende kleine sprinkhaantjes, die men in het gras opmerkt, — voorts de klappersprinkhaan der Geldersche heidevelden, die bij het vliegen met zijne bloedroode vleugels ratelt, — en de treksprinkhaan (Acrydium migratorium), die nog grooter is dan onze groene. Deze laatste is vooral in Azië en in het oosten van Europa eene geweldige plaag, daar hij soms met millioenentallen verschijnt, om alle planten te vernielen. Aan de Kaap de Goede Hoop en in het algemeen in het zuiden van Afrika heeft men eene nog grootere soort (Acrydium lineola), die desgelijks alle planten verwoest, maar door de Kaffers gegeten wordt.

< >