Soria, eene Spaansche provincie in het oostelijk gedeelte van het koningrijk Oud-Castilië, tusschen de provinciën Burgos, Logrono, Saragossa, Teruël, Cuënça, Guadalaxara en Segovia, telt op 180½ □ geogr. mijl omstreeks 160000 inwoners.
Dit gewest omvat het bekken van den bovenloop der Duéro (met hare zijrivieren), is vooral in het noorden en oosten bergachtig, heeft in het noorden uitgestrekte dennenwouden, maar voor ’t overige gebrek aan hout, doch bezit op zijne woeste hoogvlakten een overvloed van gras.
Het klimaat is er in de dalen zacht en in het gebergte guur. De belangrijkste voortbrengselen zijn er: schapen, paarden, muilezels, graan, wijn, olie, vlas en hennep. Het rijk der delfstoffen levert er zilver- en ijzererts, alsmede zout. Het voornaamste bedrijf is er de veeteelt, vooral de schapenfokkerij. Handel en nijverheid zijn er wegens gebrekkige wegen van ondergeschikt belang. Alleen in den zuidoosthoek van deze provincie heeft men den Oosterspoorweg, die Madrid met Saragossa verbindt. — De evenzoo genoemde hoofdstad, op den regter oever van de Duéro gelegen, door muren omringd en met een slot gekroond, bevat het paleis der graven van Gomara, onderscheidene kerken en 6000 inwoners.
