Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Soeleiman-pasja

betekenis & definitie

Soeleiman-pasja, een Turksch generaal, geboren in 1838 in Thracië, ontving zijne opleiding aan eene militaire school, trad in 1854 in de gelederen, was reeds in 1862 kapitein, onderscheidde zich in den oorlog in Montenegro, werd daarop als kommandant van een bataljon bij de Keizerlijke garde geplaatst en naar Creta gezonden, waar hij bij het bestormen van den berg Rova blijken gaf van ongemeene krijgskundige bekwaamheid, keerde vervolgens naar Constantinopel terug en werd er professor in de letterkunde aan de militaire school.

Hij schreef in dien tijd onderscheidene wetenschappelijke werken, namelijk: eene „Algemeene geschiedenis” in 3 deelen en eene „Turksche spraakkunst”, streed onder het bevel van Redif-pasja in Yemen, zag zich bevorderd tot generaal-majoor en tot onderdirecteur, eindelijk tot directeur van de militaire school, welke hij naar Europeesch modél verbeterde en uitbreidde, en nam vervolgens deel aan de onttrooning van Abdoel Asis. In 1875 werd hij divisie-generaal (ferik) en voerde in den oorlog van 1876 tegen Serbië eerst het bevel over eene divisie, daarna over een korps, veroverde Knjasjewatz en de hoogten van Djoenis en was een van de eersten, die in Alexinatz doordrongen. Nadat hij als lid van de grondwetscommissie met Midhat medegewerkt had, werd hij in 1877 tot moesjir of opperbevelhebber van Bosnië en Herzegowina benoemd; hij voorzag Niksitsj van levensmiddelen en viel in Montenegro, maar werd in Julij, toen de Russen in Roemelië binnenrukten, teruggeroepen. Hij versloeg de Russen bij Eski Sagra, tastte hen van 21 tot 26 Augustus vruchteloos aan in den Sjipka-pas, waarbij zijn uitstekend leger veel te Iijden had, zette ook in September zijne aanvallen voort, werd den 2den October opperbevelhebber van het Donau-leger en trok in Januarij 1878 met een gedeelte daarvan achter den Balkan terug. Bij Philippópel werd den 16den en 17den Januarij zijn korps geheel en al vernietigd, waarna men hem in Maart te Constantinopel, op last van Reoef-pasja, minister van Oorlog, in hechtenis nam en voor den krijgsraad bragt, waartoe meer dan voldoende redenen bestonden.

< >