Sjiïten is de naam eener Mohammedaansche secte, welke, in strijd met het gevoelen der Soennieten, Ali, den zoon van Aboe Taleb, den schoonzoon des Profeets, als den wettigen opvolger van Mohammed erkennen en de eerste drie khalifen: Aboe Bekr, Osman en Omar als overweldigers verwerpen. Deze secte, niet lang na het overlijden van Mohammed ontstaan, trad openlijk op, toen de vervolging der aanhangers van Ali door de eerste Omajaden een gedeelte der Moslemim tot een vergeldingsoorlog uittartte.
In Perzië, werwaarts de volgelingen van Ali zich het eerst begaven, en waar het gekrenkte nationaliteitsgevoel zich aankantte tegen de Arabieren, vond het Sjiïtismus grooten bijval en werd er door den sjach Ismaël al Safi tot staatsgodsdienst verheven. De successiestrijd heeft langzamerhand ook een verschil van leerstellingen voortgebragt; men gaf aan de Soenna en aan de overlevering verschillende verklaringen, — zelfs werden sommige uitspraken van den Koran bestreden, zoodat de Sjiïten in vele opzigten van de Soenniten afwijken. In het algemeen kan men aannemen, dat de Sjiïet zich naauwgezetter aan de letter houdt dan de Soenniet en alzoo als de meest orthodoxe kan worden beschouwd. Uit Perzië heeft het Sjiïtismus zich naar het westen nagenoeg in ’t geheel niet en naar het zuidoosten slechts zeer weinig uitgebreid. Van afkomst zijn de Sjiïten meestal Ariërs, namelijk Perzen en Indiërs. Onder de Turken heeft men er slechts in Aserbeidsjan en Trans-Caucasië, en Arabische Sjiïten alleen in Bagdad en omstreken. Daar de Sjiïten het Khalifaat niet erkennen, heeft ook de geestelijke souvereiniteit van den Sultan te Constantinopel voor hen geen gezag, en de Sjach van Perzië wordt door hen enkel als beschermheer des geloofs, geenszins als plaatsvervanger van den Profeet aangemerkt.