Simons. Onder dezen naam vermelden wij:
Menno Simons (zie onder dezen naam).
Adam Simons, een verdienstelijk Nederlandsch letterkundige en dichter, geboren te Amsterdam den 25sten Februarij 1769. Hij werd student aan het athenaeum aldaar en twee jaar later aan de hoogeschool te Leiden, zag zich in 1792 bevorderd tol proponent, werd in het daarop volgende jaar predikant aan de Vuursche, in 1799 te Thamen aan den Uithoorn, en aanvaardde den 25sten Maart 1816 de betrekking van hoogleeraar in de Nederduitsche letterkunde en welsprekendheid te Utrecht. Hij overleed te Amsterdam ten huize van een zijner zonen op den 5den Januarij 1834. Hij onderscheidde zich in het gezellig verkeer door ongemeene geestigheid. Van zijne gedichten vermelden wij: „Gedichten (1805)”, — „De waarde van den mensch, in 3 zangen (1814)”, — „Alexander, Keizer aller Russen, in 3 zangen (1815)”, — „Verstrooide gedichten (1822)”, — „Het huiselijk leven (1823)”, — en „Verzamelde poëzij (1834)”. Voorts leverde hij onderscheidene redevoeringen en verhandelingen, bijdragen in verschillende tijdschriften enz. — Zijn jongste zoon dr. G, Simons werd achtervolgens directeur der Delfsche académie, minister van Binnenlandsche Zaken, lid van den Raad van State, voorzitter der Koninklijke Académie van Wetenschappen en lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.