Settimo (Don Ruggerio, markies), een vaderlandlievend Italiaan, geboren te Palermo den 19den Mei 1778 en een zoon van den prins van Fitalia, verkreeg bij de Napolitaansche marine den rang van schout-bijnacht en was sedert 1806 een ijverig bevorderaar der grondwetsherziening op Sicilië. In 1812 werd hij directeur van het ministérie van Oorlog en Marine en bekleedde deze betrekking tot aan de reactie van 1815. In 1820 aanvaardde hij voor korten tijd weder dit ambt, maar was door zijne populariteit niet aangenaam aan de regéring, weshalve hij zich naar zijne goederen begaf. Na den opstand te Palermo in 1848, waaraan hij met geestdrift deelnam, zag hij zich aan het hoofd geplaatst van het bestuur in Sicilië, en na de zegepraal der volkspartij te Napels werd hij stadhouder van Sicilië.
Den 25sten Februarij opende hij aldaar het Parlement, dat hem koos tot eerevoorzitter voor levenslang en hem den eernaam toekende van „Vader des Vaderlands”. Den 10den Julij daaraanvolgende werd hij tevens benoemd tot luitenant-generaal van het leger, maar hij was niet bij magte de Koninklijke troepen tegen te houden op hun zegevierenden togt. Na de herstelling der heerschappij van Ferdinand II werd hij uitgesloten van de amnestie, zoodat hij den 25sten April 1849 naar Malta vertrok. In 1860 benoemde Victor Emanuël hem tot senator, maar hij kon wegens zijn hoogen ouderdom Malta niet verlaten en overleed aldaar den 4den November 1863.