Schopenhauer, een uitstekend Duitsch wijsgeer, geboren te Dantzig den 22sten Februarij 1788, legde zich aanvankelijk toe op den handel en deed reizen naar Engeland en Frankrijk, maar koos na den dood zijns vaders eene wetenschappelijke loopbaan, studeerde te Göttingen, Berlijn en Jena, schreef in 1819: „Die Welt als Wille und Vorstellung-’, volbragt eene reis naar Italië, vestigde zich als privaatdocent te Berlijn en vertrok in 1831 naar Frankfort aan de Main, waar hij zich met het vervaardigen van wijsgeerige opstellen bezig hield, en werd door toedoen van Frauenstädt vooral in zijne laatste levensjaren in zijne waarde erkend. Hij overleed den 21sten September 1860. Behalve reeds genoemd geschrift, waarvan in 1873 eene tweede uitgave verscheen, schreef hij: „Ueber die vierfache Würzel des Satses vom zureichenden Grund (1813; 4de druk 1875)”, — „Ueber den Willen in der Natur (1836; 3de druk 1867)”, — „Die beiden Grundprobleme der Ethik (1841; 2de druk 1860)”, — en „Parerga und Paralipomena (1851; 3de druk 1874)”. Zijne „Sämmtliche Werke” zijn na zijn dood door Frauenstädt in 6 deelen in het licht gegeven.
De wijsbegeerte van Schopenhauer vindt haren grondslag in de „Vernunftkritik” van Kant, en wél, evenals die van Fichte, in het ideale, en niet, gelijk die van Herbart, in het realistische element van dien wijsgeer. Zij noemt, evenals Kant, de in ruimte en tijd voorhandene dingen enkel verschijnselen, — ruimte en tijd vormen van het denkvermogen, maar verwerpt, evenals Fichte en in strijd met het gevoelen van Kant, de meening, dat men van het bestaan der verschijnselen besluiten kan tot het bestaan van een achter die dingen aanwezig voorwerp als oorzaak van deze. Hij is de vader der pessimistische wereldbeschouwing en heeft alle krachten ingespannen om te betoogen, dat alles hier op aarde op eene ellendige wijze is ingerigt, zoodat ’s menschen leven eigenlijk geene waarde heeft. Van zijne voornaamste aanhangers en volgelingen noemen wij: E. von Hartmann, Bahnsen en Lindner.