Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Ruiling

betekenis & definitie

De mensch, die enkel voor levensonderhoud te zorgen heeft, is gewoonlijk niet in staat, den prijs te bepalen van de voortbrengelen der natuur, maar hij begint er over na te denken, wanneer zijne begeerten zich verder uitstrekken en alzoo zijne behoeften grooter worden. Hij gevoelt, dat hij voor eene zekere hoeveelheid dier voortbrengselen het verlangde zou kunnen verkrijgen en komt tevens tot het begrip van waarde. Het komt er slechts op aan, iemand te vinden, die het begeerde bezit en wil afslaan tegen datgene, waarover de behoefte gevoelende beschikken kan. Doet zoo iemand zich voor, dan kan tot beider genoegen eene omwisseling of ruiling plaats hebben.

Het spreekt wel van zelf, dat met de toenemende behoeften der menschen de zucht naar ruiling vermeerderde. Men legde zich toe op het verzamelen of voortbrengen van ruilbare voorwerpen, en zoo ontstond in de maatschappij de zegenrijke verdeeling van den arbeid. Daarbij ontwaakte bij velen de zucht naar winst en naar den hieruit voortvloeijenden rijkdom. Men verzamelde, vervaardigde en verruilde meer dan men voor zijne behoeften noodig had en verkreeg langs dien weg voorraad van ingeruilde waren. Deze werden vervoerd naar plaatsen, waar zij wederom op de voordeeligste wijze konden worden verruild, en zoo ontstond de welvaartscheppende handel, en eerlang een algemeen ruilmiddel, namelijk het geld.

Na de invoering van het geld heeft de ruiling veel van haar gewigt verloren. Intusschen blijft zij nog steeds het middel om met onbeschaafde volken handel te drijven, terwijl zij ook in eene beschaafde maatschappij nog altijd eene belangrijke plaats vervult. Grondeigenaars kunnen daardoor hunne wederzijdsche belangen bevorderen en erfgenamen daardoor de aanwijzing door loting verbeteren, waartoe hun in art. 1126 van ons burgerlijk wetboek de bevoegdheid is verleend. Hoewel nu ruiling veel overeenkomst heeft met koop en verkoop, ziet men daarin het eigenaardige, dat twee personen, die ruilen, tegelijk koopers en verkoopers en dus ook aan beider verpligtingen gebonden zijn. Ook heeft de Nederlandsche wetgever de gevolgen van het voorschrift van ons regt, waarbij de koop en verkoop van eens anders goed nietig wordt verklaard, afzonderlijk voor de overeenkomst van ruiling geregeld.