Roerkruid (Gnaphalium L.) is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Zaamgesteldbloemigen. Het onderscheidt zich door drooge omwindselblaadjes, in verscheiden kransen dakpansgewijs over elkander liggend en een half-bolrond geheel vormend, door een vlakken of gewelfden bloembodem zonder strooschubben, door zeer dunne straalbloemen, bijna rolronde vruchtjes en harig zaadpluis. Het omvat viltige planten met gele, witte en rozenroode bloemen en verspreide bladeren.
De bloempjes zijn, in hetzelfde hoofdje, nu eens alle mannelijk of alle vrouwelijk, dan eens op de schijf 2-slachtig en aan den straal vrouwelijk. Dit geslacht is in ons Vaderland door 4 soorten vertegenwoordigd, namelijk door hosch-roerkruid (G. sylvaticum L.) met een stengel ter hoogte van 2 tot 6 Ned. palm, grijsgroene, van onder viltige bladeren en okselstandige bloemhoofdjes, schijnbaar eene aar vormend, — geelachtig wit roerkruid (G. luteo-album L.), een éénjarig plantje, op vochtige gronden groeijende, en tot tuilen vereenigde bloemhoofdjes dragend, — moerassig roerkruid (G. uliginosum L.), op de voorgaande soort gelijkend, maar met een bij den wortel vertakten stengel, — en tweehuizig roerkruid (G. dioicum L.), ook zevensjaarsbloem geheten, een klein, fraai, overblijvend heidebloempje met rozenroode of witte bloemhoofdjes.