Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Pope

betekenis & definitie

Pope (Alexander), een beroemd Engelsch dichter, geboren den 22sten Mei 1688 te Londen, behoorde tot een R. Katholiek geslacht en bezocht het seminarium te Twyford bij Winchester, maar moest die inrigting verlaten wegens een door hem vervaardigd hekeldicht. Daarna oefende hij zich zelven; op 14jarigen leeftijd vertaalde hij de „Thebaïs” van Statius en den heldinnenbrief: „Sappho aan Phaon” van Ovidius. Op 16-jarigen ouderdom schreef hij zijne „Herdersdichten”, die wegens zuiverheid en sierlijkheid van stijl en welluidendheid van versbouw met bijval werden ontvangen. In 1710 verscheen zijn „Windsor forest”, en in 1711 zijn „Essay on criticism”, een leerdicht, dat als het best geslaagde werk des dichters wordt beschouwd.

De hevige polemiek, welke hij daarin opende tegen den vermaarden criticus John Dennis en tegen den dichter Ambrose Philips, werd door de aangevallenen met bitterheid beantwoord. In 1712 zond Pope zijn „Temple of fame” in het licht, — voorts eene „Elegy to the memory of an infortunate lady", — alsmede: „The rape of the lock”. In 1713 opende hij eene inteekening op eene vertaling van de „Ilias”; hij voltooide haar in 1720 en zij bezorgde hem een honorarium van 8000 pond sterling. Zij onderscheidt zich meer door een sierlijken vorm, dan door getrouwheid en Homérische eenvoudigheid. Voor gemeld honorarium kocht hij een landgoed te Twickenham. In 1716 leverde hij de „Epistle from Eloisa to Abelard”, door velen hemelhoog geprezen. Voorts bezorgde hij eene uitgave der werken van Shakspere, welke veel te wenschen overliet en hem niet weinig onaangenaamheden berokkende. Nu bepaalde hij zich met Broome en Fenton bij de vertolking der „Odyssee” en leverde daarvan de eerste 12 zangen.

Met Swift en Arbuthnot gaf hij in 1727—1732 drie deelen: „Miscellanies” in het licht, waarin onderscheidene schrijvers van dien tijd zonder verschooning worden beoordeeld. De aanvallen, die hij deswege verduren moest, gaven hem aanleiding tot het schrijven van de „Dunciad”, een Horatiaansch hekeldicht, waarvan de eerste 3 boeken verschenen in 1728 met aanmerkingen van Scriblerus (Swift) en waarin hij zijne tegenstanders op eene onbarmhartige wijze geeselde. De eerste minister, sir Robert Walpole, zorgde, dat den dichter een jaargeld werd aangeboden, maar hij wees het van de hand, omdat hij zijne onafhankelijkheid niet wilde verkoopen. Na den dood van koning George 1 betrad hij ook het Staatkundig tooneel en verklaarde openlijk, dat hij tot de Tories behoorde. Aangemoedigd door lord Bolingbroke, schreef hij nu het voortreffelijk leerdicht: „Essay on man”, dat in 1733 naamloos in het licht verscheen en zoowel aanvallers als verdedigers uitlokte. Daarbij had hij eenige hekeldichten in den vorm van brieven uitgegeven, van welke men de vierde: „Upon taste” algemeen afkeurde, omdat men meende, dat deze gerigt was tot den zeer populairen hertog van Chandos. Ook de „Imitations of Horace (1740)” ademden den geest der satire.

Hij vervolgde daarin vooral lord Harvey en lady Montague met bijtenden spot, hoewel hij te voren vriendschappelijk met beiden had omgegaan. In 1737 werd de briefwisseling van den dichter met zijne vrienden in het licht gezonden en wegens den belangrijken inhoud en den fraaijen vorm met grooten bijval ontvangen. Daarna schreef hij, op aansporing van den prins van Wallis, twee hekeldichten onder den titel: „One thousend seventeen hundred and thirty eight (1738)”. Voorts voltooide hij, op aandrang van zijn vriend Warburton, het vierde boek der „Dunciad”, dat in 1742 verscheen; daarin heeft hij het vooral gemunt op den gelauwerden dichter Colley Cibber. Hij overleed op zijn landgoed te Twickenham den 30sten Mei 1744. Al zijne gedichten onderscheiden zich door een voortreffelijken vorm, en zijne gezamenlijke werken zijn bij herhaling uitgegeven, —het laatst door Elwin in 10 deelen (1871 enz.). De beste uitgave zijner „Poetical works” is die van Ward (1869).

< >